Als je bewust naar wilde planten gaat kijken en begint met determineren, kom je vaak "groepjes" soorten tegen waartussen het moeilijk beslissen is: is dit nu een Paardenbloem of is het Biggenkruid? Is dit Paarse dovenetel of Hondsdraf? Voor een nauwkeurige determinatie bestaan talloze determinatiesleutels, maar voor beginners zijn die vaak verwarrend. Er staan namelijk ook veel soorten in die slechts op een paar plaatsen in Nederland of België voorkomen, en dus waarschijnlijk niet zo relevant zijn als je "gewoon in de berm naast je huis" een onbekend plantje vindt. Het verschil tussen twee soorten kan bestaan uit het al dan niet bestaan van een minuscuul steunblaadje aan de stengel of het aantal meeldraden, en natuurlijk was je net die dag je vergrootglas (of je leesbril!) vergeten.

Vooral als wilde planten nog niet bloeien (het "vegetatieve stadium") is determineren moeilijk (en voor beginners vaak onmogelijk, maak het jezelf niet te moeilijk!). Maar soms is het, met een paar ezelsbruggetjes en geheugensteuntjes, makkelijker dan je denkt. Klik op de gele of grijze balken hieronder om de verschillende groepen te openen en sluiten.

 

In het voorjaar kleuren sommige bermen en velden geel met miljoenen gele bloemen. Een veldje dat enkele dagen daarvoor slechts uit fris groen gras leek te bestaan, staat plotseling vol met goudgele pluimen van meer dan een meter hoog. De planten groeien als spreekwoordelijke kool, en dat is niet vreemd want deze bloemen komen uit diezelfde familie. Het zijn kruisbloemigen (Cruciferae of Brassicaceae). Alle soorten binnen deze familie hebben vier kroonbladeren die, zoals je al geraden had, in een kruisvorm gerangschikt staan. Ze komen vaak zo massaal voor, dat het wat imponerend kan zijn om ze te determineren.

zwarte mosterd in de blauwe kamer
Massaal bloeiende Zwarte mosterd in het natuurgebied De Blauwe Kamer (GE)

Sommige plantenliefhebbers hebben een haat-liefdeverhouding met deze massaal bloeiende gele kruisbloemigen, omdat ze op het eerste gezicht lastig uit elkaar te houden zijn. Voor het determineren van gele kruisbloemigen kun en moet je eigenlijk al je zintuigen gebruiken. Ruikt het gekneusde blad sterk naar Rucola? Dan weet je het meteen, het is Grote zandkool. Omsluiten de bladeren de stengel? Dan denk je aan Koolzaad of Raapzaad. Voel je een duidelijke beharing op stengel en bladeren? Dan is het waarschijnlijk Herik, Knopherik of Zwarte mosterd.

Veel kruisbloemigen worden verbouwd als cultuurgewas of tuinplant. Het komt vaak voor dat deze zaden in de natuur ontkiemen en verwilderen. Vooral bij gele kruisbloemigen is dit belangrijk om te weten, omdat van sommige soorten talloze variëteiten en rassen bestaan die soms (enkele) kenmerken hebben van een andere soort. Zo is het onderscheid tussen Koolzaad en Raapzaad in de praktijk niet altijd zo duidelijk als in het onderstaande overzicht.

Het verschil tussen Koolzaad en Raapzaad

Zijn de bladeren onbehaard en deels of geheel stengelomvattend? Dan is het waarschijnlijk Koolzaad (Brassica napus) of Raapzaad (Brassica rapa). Beide soorten bloeien tussen april en augustus en worden grootschalig op akkers verbouwd, waarbij ook wel eens zaden in de natuur terecht komen. Raapzaad wordt in Nederland en België verbouwd voor de oliehoudende zaden en de wortels (als veevoer), Koolzaad wordt alleen voor de zaden verbouwd. Wat zijn de duidelijkste verschillen?

Een ander verschil is de stand van de bloemknoppen ten opzichte van de geopende bloemen:

Een ezelsbruggetje dat je hier kunt gebruiken is dat rapen ONDER de grond groeien, en kolen BOVEN de grond.

Een laatste verschil is dat de stengels (die overigens bij beide soorten rond zijn), bij Raapzaad soms een paarsachtige gloed kunnen hebben.

Het verschil tussen Herik en Knopherik

Zijn de bladeren ruw behaard en de bladrand getand zoals hierboven? Dan heb je te maken met Herik (Sinapis arvensis) of Knopherik (Raphanus raphanistrum).

 

Knopherik bloeit tussen juni en augustus, Herik tussen mei en september. Het duidelijkste verschil tussen deze twee soorten zit hem in de vorm van de vruchtjes (de hauwtjes) waarin de zaden zitten. Een ander verschil (dat op foto's niet zo goed zichtbaar is), is de vorm van de stengel. Bij Herik is deze rond, bij Knopherik meestal kantig. De bladeren van Herik zijn over het algemeen donkerder dan die van Knopherik. Herik wordt ook wel "wilde mosterd" genoemd. De zaden smaken enigszins naar mosterdzaad, maar zijn niet erg lekker.

Zwarte mosterd

Zijn de bladeren behaard maar is de bladrand gelobd (zonder scherpe punten), dan heb je waarschijnlijk een Zwarte mosterd (Brassica nigra) te pakken.

 

Zwarte mosterd is een wijdvertakte, bossige plant. Een belangrijk kenmerk is dat de vruchten (de hauwtjes) tegen de stengel aangedrukt zitten. In de uiterwaarden van de grote rivieren kan de Zwarte mosterd massaal voorkomen. Zwarte mosterd bloeit meestal iets later dan de andere soorten, tussen juni en september. De soort wordt soms verward met de Witte mosterd (Brassica alba) (die overigens ook wel Gele mosterd genoemd wordt, duidelijker kunnen we het niet maken). Deze laatste soort wordt veelal als groenbemester ingezaaid. Witte mosterd krijgt daarom meestal niet de kans om te gaan bloeien, omdat het in de herfst wordt ingezaaid en in het voorjaar wordt ondergeploegd. Hiermee wordt de bodem beschermd tegen uitspoeling en wordt er organische stof in de grond gebracht.

En hoe zit het met Grote zandkool?

Grote zandkool is vanwege de kenmerkende geur en smaak een geval apart. Voor een voorbeeld van de bladeren kun je bijvoorbeeld in het koelschap van de groenteafdeling van je supermarkt kijken. Veel zakjes rucola zijn gevuld met bladeren van Grote zandkool en daarmee ken je ook het belangrijkste onderscheid: een kenmerkende scherpe geur en smaak die je nooit zult vergeten. Voor de volledigheid een paar foto's, want ook de vorm van de bladeren is erg kenmerkend:

 

Dit overzicht is verre van volledig. Er zijn nog veel meer kruisbloemigen met gele bloemen die in het wild in Nederland en België voorkomen, zoals Muurbloem, Wilde kool, verschillende soorten Barbarakruid en Grote hardvrucht. Geen van deze soorten zul je echter zo algemeen tegenkomen als de bovengenoemde soorten. Zo groeit de Wilde kool (Brassica oleracea) uitsluitend op stenige dijken aan de Noordzee- en Waddenkust en groeit de Muurbloem op oude, verweerde muren van kerkhoven en kloosters. Ook de verschillende soorten Barbarakruid en Grote hardvrucht komen in het wild voor, maar zullen zelden zo massaal bloeien als bovengenoemde soorten.

Trek de stoute schoenen aan als je de volgende keer verrast wordt door een veld goudgele pracht. Op het internet kun je verschillende overzichten vinden om deze planten te determineren, dus als je er niet uit komt met deze samenvatting, kun je elders zeker meer informatie vinden. Het is niet zo imponerend als het lijkt!

Een groep planten waarbij je je beter niet kunt vergissen zijn de schermbloemigen. Bij de schermbloemigenfamilie staan de vijfdelige bloemetjes als een paraplu gerangschikt, elk op een eigen steeltje. Er bestaan twee grote groepen, namelijk gele en de witte schermbloemigen, waarbij de witte schermbloemigen veel algemener zijn. De witte bloemen kunnen in sommige gevallen een lichte roze gloed hebben.

Bij de witte schermbloemigen vinden we bijvoorbeeld Zevenblad en Wilde peen. Dit zijn twee plantensoorten die je op veel verschillende manieren in de keuken kunt gebruiken. Maar er is ook de dodelijk giftige Gevlekte scheerling, het zeer algemene Fluitenkruid, de gevreesde Dolle kervel en de onschuldige Gewone berenklauw. Veel mensen krijgen al jeuk als ze die laatste naam horen, maar in tegenstelling tot de invasieve Reuzenberenklauw is het sap van de inheemse Gewone berenklauw minder irriterend en zijn sommige plantendelen zelfs eetbaar (zoals bloemknoppen en zaden).

Bij het determineren van schermbloemigen loop je vaak tegen termen aan zoals "omwindselblaadjes", "veerspletig" en "afstaande haren". Omdat deze termen voor beginners verwarrend kunnen zijn, probeer ik ze in dit overzicht te vermijden en te letten op kenmerken die ook zonder loep te herkennen zijn. Verder leg ik de nadruk op onderlinge verschillen.

Nogmaals, bij de witte schermbloemigen kun je je beter niet vergissen. Dit overzicht is zeker geen vervanging voor determinatiesleutels. Als je een onbekende plant tegenkomt, is het vaak aan te raden om een blaadje tussen je vingers te kneuzen, omdat de geur die dan vrijkomt een duidelijke hint kan geven. Bij schermbloemigen is dat niet altijd aanbevelenswaardig, omdat verschillende soorten een sterk irriterend sap (bv. Pastinaak) of prikkende haren (bv. Berenklauw) kunnen hebben, of erg giftig zijn (bv. Scheerling).

Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris)

• De bloei van Fluitenkruid begint vroeger dan bij andere schermbloemigen (vanaf april). Als de andere soorten in bloei komen, is Fluitenkruid vaak al afgemaaid
• De stengels zijn overlangs gegroefd en vrijwel kaal (zeer kort behaard, tweede foto)
• De stengel is hol, je kunt er een fluitje van maken (maar steek de stengel niet meteen in je mond om het te proberen, misschien heb je een Gevlekte scheerling te pakken!)
• De bladeren zijn fijn geveerd (onderverdeeld in kleinere blaadjes, evenals Gevlekte scheerling)

Gevlekte scheerling (Conium maculatum)

• De voet van de stengels en bladschedes zijn onregelmatig gevlekt (foto)
• Bladeren hebben een blauwgroene gloed (niet zo frisgroen als bij andere soorten in dit overzicht)
• De stengel is rond en kaal (onbehaard)
• De bladeren zijn fijn geveerd (onderverdeeld in kleinere blaadjes, net als Fluitenkruid)

Zevenblad (Aegopodium podagraria)

• De bladeren bestaan meestal uit 7 deelblaadjes, die gerangschikt zijn met 3 aan de punt, en twee keer 2 deelblaadjes aan de voet. Soms vind je ook bladeren met 3 of 5 deelblaadjes (foto)
• De stengel is gegroefd en kaal (onbehaard)
• Vaak te vinden in de buurt van (volks)tuinen, steden en voedselrijke bodems, minder vaak in bermen
• Bloeit vanaf mei tot augustus (dus geen onderscheidend kenmerk, alle andere soorten kunnen dan ook in bloei staan!)

Wilde peen (Daucus carota)

• Jonge en uitgebloeide bloemschermen zijn als een vogelnestje naar binnen gevouwen. Omdat je aan een plant meestal verschillende bloemschermen in verschillende stadia van rijpheid vindt, kun je deze soort vrijwel altijd aan deze vogelnestjes herkennen (foto)
• De stengel is zacht behaard (foto)
• De bladeren zijn fijn geveerd (onderverdeeld in kleinere blaadjes, evenals Fluitenkruid en Gevlekte scheerling)
• Bloeit vanaf juni-juli tot september

Gewone berenklauw (Heracleum sphondylium)

• Veruit de grootste en hoogste plant in dit overzicht (90-200 cm hoog), maar VEEL kleiner dan bijvoorbeeld Reuzenberenklauw en (Grote) Engelwortel die nog veel hoger kunnen worden
• Het blad is niet volledig onderverdeeld in deelblaadjes, maar wel diep ingesneden (foto)
• De plant is stug behaard
• Bloeit vanaf juni-juli tot september

Dolle kervel (Chaerophylum temulum)

• Lijkt op het eerste gezicht het meest op Fluitenkruid, maar met de volgende duidelijke verschillen:
• Stengels en bladstelen een paarse gloed (meer bruin dan groen)
• De blaadjes van Fluitenkruid zijn veel spitser dan die van Dolle kervel
• De stengels van Dolle kervel zijn behaard, maar dat is zeker niet altijd goed te zien zonder goede loep

Duizendblad (Achillea millefolium)

• Witte bloemen in een scherm, fijn onderverdeel blad, dat moet toch wel een schermbloemige zijn? Helaas, het is Duizendblad, een samengesteldbloemige (familie van de Paardenbloem). Wel is het een plant met zeer veel medicinale eigenschappen!

Bij de verschillende Walstrosoorten staat een krans met blaadjes rond de stengel, als de spaken in een wiel. Daarom heet de familie Sterbladigen. Als ze nog niet bloeien lijken ze soms erg op elkaar. Kun jij ze determineren?

Geel walstro

Geel walstro (Galium verum)

- Onbehaard
- Deelblaadjes fijner dan bij andere soorten
- Stengel heeft vaak een rode gloed
- Groeit meestal op zonnige plaatsen, vaak op dijken en in uiterwaarden

 

 

 

Glad walstro

Glad walstro (Galium mollugo) 

- Grotendeels onbehaard (het grote verschil met Kleefkruid!)
- Rechtopstaande plant, bladpunten bij jonge planten ronder dan bij Lievevrouwebedstro
- Groeit in de zon en halfschaduw

 

 

 

 

Lievevrouwebedstro

Lievevrouwebedstro (Galium odoratum)

- Vrijwel onbehaard
- In Zuid-Limburg en Twente in het wild, daarbuiten verwilderd uit tuinen
- Groeit vooral in de schaduw
- Gedroogde blaadjes geuren heerlijk naar hooi, maar deze geur komt pas vrij na het drogen
- Kruipende plant

 

 

 

Kleefkruid

Kleefkruid (Galium aparine)

- De meest algemene soort van de vier
- Ruw behaard (blijf plakken aan kleding)
- Kan uitgroeien tot grote, warrige plant

 

 

 

 

Vlasbekje

Vlasbekje (Linaria vulgaris)

- Dit is geen Walstro! (de bladeren staan wel rond de stengel, maar niet op dezelfde hoogte).

 

 

 

 

 

Zie jij dit jaar ook zoveel roze bloemetjes in de bermen? Je bent niet de enige! Ook het onderzoeksinstituut Floron (https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/…) viel het op dat er dit jaar erg veel Zachte ooievaarsbek, Robertskruid en Reigersbek bloeien, drie algemene soorten met felroze bloemen uit de Ooievaarsbekfamilie (Geraniacaea). Het zijn alle drie eenjarige soorten, dus ze sterven in de herfst geheel af en produceren talloze zaadjes. Na een droge zomer, zoals die van afgelopen jaar, vormen deze planten nu een schitterend roze tapijt. Alle bloemen zijn vijftallig. Dit betekent dat elke bloem bestaat uit vijf bloembladen, soms (diep) ingesneden zodat het er tien lijken. Alle planten in deze familie zijn in meer of mindere mate behaard. De vruchten (zaaddozen) van de Ooievaarsbekken zien er uit als, je raadt het nooit, de bek van een Ooievaar! Hieronder leer je hoe je ze kunt herkennen.

 

bloem van Robertskruid

Robertskruid (Geranium robertianum)

- Bij het plukken verspreidt de plant een onmiskenbare geur (vroeger werd het niet voor niets Stinkende ooievaarsbek genoemd!).
- De bloemblaadjes zijn aan het uiteinde recht of zeer licht ingesneden
- Bladeren hebben vaak een rode gloed aan de rand
- De plant kan uitgroeien tot 30-40 cm hoogte (de andere soorten hooguit 20 cm)

 

 

 

veld met Robertskruid

Veld met Robertskruid

 

 

 

 

 

 

 

Zachte ooievaarsbek

Zachte ooievaarsbek (Geranium molle)

- De bloemblaadjes zijn diep ingesneden, zodat het er 10 in plaats van 5 lijken te zijn. Bij bewolkt weer gaan de bloemen niet of nauwelijks open.

- De hele plant is zacht behaard met lange en korte klierharen en voelt daardoor een beetje plakkerig aan.
- De vruchtjes (de "ooievaarsbekjes") zijn kort en gedrongen.
- Stengels groen (bij andere soorten vaak roodachtig)
- De Kleine ooievaarsbek lijkt bijzonder veel op de Zachte, maar heeft alleen korte haartjes. Gebruik een loep voor het verschil!

 

Reigersbek bloem

Reigersbek (Erodium cicutarium)

- De vrucht (de "snavel") is veel langer dan bij de andere soorten
- De bloemblaadjes zijn afgerond
- Het blad is dubbel geveerd (meervoudig ingesneden)
- Groeit meestal op (zeer) zonnige plaatsen

 

 

 

Veld met Reigersbekken

Veld met Reigersbekken

 

 

 

 

 

 

Dagkoekoeksbloem

Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)

- Roze, behaard en vijftallig, maar geen Ooievaarsbek! Dit kun je onder andere zien aan de bladeren (allen paarsgewijs aan de stengel) en de eironde vrucht. Deze mist het snaveltje waaraan je alle Geraniacaea kunt herkennen. Je kunt deze plant vaak vinden in voedselrijke bossen.

 

 

Deel dit op

4 Reacties

  1. Mary Sanstra-Veenis
    | Beantwoorden

    wat fijn al die schermbloemen die je zo beter kunt vergelijken! Ben er heel blij mee, dankzij VroegeVogels Forum werd ik hier op gewezen!

    • Scent & Spice
      | Beantwoorden

      Fijn dat je het een nuttig overzicht vindt en graag gedaan!

  2. Afra
    | Beantwoorden

    Dank je wel voor de heldere uitleg en foto’s!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *